Licht in de duisternis
Fantastische wezens in de diepzee produceren zelf licht (c) BBC Earth/Blue Planet series
Een groot probleem voor het diepzeeleven is de pikdonkere omgeving. Zij moeten hun partner, prooi en vijand in het duister kunnen vinden. Vanaf 200 meter dringt al geen zonlicht meer door, waardoor fotosynthese (het proces waarbij algen en andere plantaardige organismen zuurstof aanmaken met behulp van zonne-energie) onmogelijk wordt. Wieren zul je daarom niet in de diepzee terugvinden. Toch wil dat helemaal niet zeggen dat er geen enkel licht is op grote diepte, integendeel. De diepzee is een grote lichtshow. De meeste diepzeeorganismen, gaande van vissen, inktvissen, garnalen, zeesterren en anemonen doen aan bioluminescentie. Dat betekent dat ze zelf licht geven om zich te verdedigen, prooien te lokken, een partner te vinden, zelfs om niet gezien te worden en wellicht nog andere redenen. Wetenschappers beginnen nog maar net de taal van het licht in de diepzee te begrijpen.
De zwarte draakvis heeft een lichtproducerend orgaan aan het uiteinde van een lange baarddraad die is gehecht aan de kin. De baarddraad beweegt om zo prooien naar zijn mond te lokken. Hij heeft ook lichtorganen onder zijn oog, op zijn buik en vinnen die hij bij gevaar samen laat oplichten. Je zou van minder schrikken. De lange, lichtgevende rugstekel van de hengelvissen, bekend uit de film ‘ Finding Nemo ’, dient ook als lokaas, maar is op een andere manier geëvolueerd. Aan het uiteinde leven er miljoenen lichtgevende bacteriën. Inktvissen hebben over hun hele lichaam lichtgevende organen, de fotoforen, waarin een chemische reactie optreedt met licht als gevolg.
Licht kan ook worden weggeschoten als afleidingsmanoeuvre voor predatoren. Er zijn roeipootkreeftjes die met hun staart een chemische stof afschieten die een eindje verder voor een lichtexplosie zorgt. (c) Mbari
Bijlvisjes hebben zilverkleurige schubben die licht reflecteren. Langs de zijkant zijn ze dus niet zichtbaar. Zodra organismen sterven, kan het licht van hun paniekkreet nog wel even zichtbaar zijn, dus ook doorheen de maag. Veel diepzeewezens hebben een zwarte kleur, zodat de lichtgevende prooien in de maag niet van buitenaf te zien zijn. Zich goed kunnen camoufleren is een zaak van leven en dood in de diepzee.
Om al deze lichtjes goed te kunnen waarnemen, hebben diepzeedieren grote, eenvoudige ogen. Daarmee zien ze licht met een blauwe tot groene kleur. Degene die rood kunnen zien, of zelfs kunnen produceren, hebben evolutionair gezien een stapje voor. Zij kunnen zo ongehinderd met elkaar communiceren zonder te worden opgemerkt.